Finse Lappenhond 

 

Rasstandaard Finse Lappenhond (Suomenlapinkoira)

Land van herkomst: Finland
FCI Classificatie: Rasgroep 5

Een herder- en waakhond bij de rendierhouders. Tegenwoordig meest populair als huishond. De Finse Lappenhond is geschikt voor vele takken in de hondensport, mits er maar voldoende afwisseling in de training zit, anders verveelt hij zich snel. 

Korte geschiedenis van de Finse Lappenhond

Honderden jaren hebben de Samen (Lappen) honden gebruikt van hetzelfde type als de Finse Lappenhond als herders en waakhonden voor de rendieren.
Verwijzend naar deze honden werd de eerste standaard van de Lappen Herdershond door de Finse Kennelclub aangenomen in 1945. De naam van het ras werd in 1967 veranderd in Lappenhond. In de zeventiger jaren werd het type en beeld van het ras eenvormig, en de standaard werd verschillende malen bijgesteld. De naam werd in 1993 weer gewijzigd en nu in 'Finse Lappenhond'.
Het ras stabiliseerde zich in korte tijd en tegenwoordig is het ras zeer populair in geheel Finland, hoofdzakelijk als huishond en hond voor activiteiten.

Rasbeschrijving:

De Lapinkoira is een middelgrote, krachtige hond, die erg beweeglijk is.
Gedrag en Temperament: Intelligent, moedig, kalm en leergierig. Vriendelijk en trouw.


Hoofd: Vrij breed, met een zwak gewelfd voorhoofd, een scherp uitgesproken stop. Rechte snuit, goed ontwikkelde voorsnuit, die stomp eindigt. Bij voorkeur een zwarte neusspiegel, maar deze moet harmonieren met de kleur van de vacht. Droge lippen.


Ogen: Ovaal, donker en harmonierend met de kleur van de vacht.


Oren: Vrij ver uit elkaar geplaatst, nogal breed aan de basis, gelijkwaardig, rechtopstaand of tip en erg beweeglijk.


Gebit: schaargebit.


Hals: Matig lang, krachtig en bedekt met dik haar.


Lichaam: Stabiel, met een sterke en rechte rug, diepe en lange borstkas, licht hellende croupe, licht opgetrokken buiklijn. De diepte van het lichaam is iets minder dan de helft van de schofthoogte.


Ledematen: Rechte en sterke voor- en achterbenen met voldoende hoeking om goed bewegen mogelijk te maken.


Voeten: Goed gesloten, ovaal en goed behaard.


Staart: Vrij hoog aangezet, matig lang, dicht en langharig. In beweging moet de staart op de rug rusten.


Vacht: Weelderig, met een duidelijke kraag bij de reuen.

De dekharen zijn lang, recht en grof. Zachte en dichte ondervacht. Op het hoofd en de voorkant van de benen is het haar korter.


Kleur: Alle kleuren zijn toegestaan. De hoofdkleur moet domineren. Aftekening in kleuren die afwijken van de hoofdkleur zijn toegestaan op het hoofd, de hals, de borst, de benen en de punt van de staart.


Schofthoogte: reu 49 cm, teef 44cm met een tolerantie van 3 cm.

Type is belanrijker dan de hoogte.

 

Fouten
* Vrouwelijke reuen en manlijke teven.
* Licht hoofd
* Onvoldoende stop
* Hangoren
* Overgehoekt of te steile hoeking achter.
* Staartdracht blijvend lager dan de toplijn.
* Gemis van ondervacht
* Gladliggende vacht
* Gekrulde bovenvacht
* Geen uitgesproken basiskleur.

Diskwalificerende fouten:
* Onder of bovenbeet
* Knikstaart.


Reuen moeten twee duidelijk normale, volledig in het scrotum ingedaalde testikels hebben.

 

­